home Naar recepten Over Erik
Over Erik Jager
Ontdekking in de tuin
1758  |  A+ | a-

Als je een oud, slecht onderhouden huis koopt, doe je de meest curieuze ontdekkingen. Nare ontdekkingen. Dat de vorige bewoners de tuin schaamteloos hebben opgehoogd met bouwpuin bijvoorbeeld, inclusief glas. Waardoor je dagen in die grond loopt te woelen om de ergste rommel eruit te halen. Dat die charmante boerenschuur geen enkele fundering heeft en dat opknappen feitelijk weggegooid geld is. Waardoor je flink meer moet reserveren om toch die beoogde logeerkamer en dat gewenste atelier te realiseren.
Maar je doet ook prettige ontdekkingen. Dat die lelijke binnendeuren achter hun dunne facade van hardboard een fraai bewerkt uiterlijk verbergen. Waardoor, na wat sloop-, plamuur- en verfwerk, die aanvankelijk verafschuwde bouwmarktkrengen zijn getransformeerd in stijlvolle negentiende-eeuwse paneeldeuren. En dat het in het voorjaar het vrolijk rood bloeiend boompje in de voortuin een kweepeer is. Waardoor je zomaar wordt voorzien in een fruitsoort waarvan je het bestaan niet eens kende. Het zijn die ontdekkingen die een oud huis zo leuk maken. Een nieuwbouwhuis kan prachtig zijn, maar spannend is het van binnen zelden. In Nederland hebben we bovendien de nare gewoonte om een perceel eerst volledig kaal te vegen, om na de bouw een compleet nieuwe tuin aan te leggen. Weg geschiedenis, weg oude beplanting, weg charme. En met een beetje pech wordt er zo enthousiast aan het tegelen geslagen dat er nauwelijks ruimte voor groen overblijft.

Terug naar die kweepeer. In het najaar – ik was volop met de verbouwing bezig en woonde nog op mijn oude adres - vielen ze me pas op: die appelachtige vruchten die ongeveer de grootte van een pingpongbal bereikten. Ze bleven groen, dus goed gecamoufleerd. Wekelijks bekeek ik de voortgang, tot ze op een dag in oktober ineens verdwenen waren. Na wat navraag kon ik vaststellen dat het boompje een kweepeer was. Vroeger een veel aangeplante soort bij boerderijen. Het was een Japanse, te herkennen aan de kleine vrucht en de dieprode bloei. De inmiddels cadeau gekregen Atrium Tuinplatenencyclopedie wist het nog beter: het bleek een Chaenomeles speciosa (Japanse kwee) en geen Chaenomeles japonica (Dwergkwee). Okee, maar er werden geen verdwijnende vruchten vermeld, dus wat zorgde voor de verdwijntruc? Een vriend vermoedde dat ze waren geplukt – een hek had ik nog niet laten maken – door een liefhebber die zag dat het huis onbewoond was en kennelijk vreesde voor een roemloos einde van de vruchten. Het jaar daarop plukte ik ze zelf, en maakte er jam van. Wel aardig, maar niet echt top. De volgende oogst veranderde in een chutney, maar dat was het ook niet helemaal. Echter het volgende seizoen kwam ik tot de ideale bestemming: een tarte tatin van kweepeer. Heerlijk, al zeg ik het zelf. Wel een enorme klus, want die vruchten zijn loeihard én minuscuul. Voor het schillen en klokhuizen verwijderen trek ik rustig twee uur uit. Een meditatief klusje moet u maar denken. Kweeperen kunt u trouwens ook krijgen bij de Turkse groenteboer en zijn dan een stuk groter. Dat scheelt. Maar hard blijven ze. Er moet daarom ook wel wat voorwerk gedaan worden voor ze eetbaar zijn. Maar dan heb je ook wat.

Boterkoek met kweepeer

Ingrediënten
1½ kilo kweeperen
150 gram bloem
80 gram basterdsuiker
100 gram boter
snuf zout
1 ei
400 gram suiker
1 deciliter water
2 kaneelstokjes
1 citroen
 

Bereiding
Schil uw oogst kweeperen, deel ze in vieren, snijd de klokhuizen eruit en verzorg de blaren op uw hand. Kook de kweeën tien minuten en giet ze af. 
Meng het bloem met wat zout en de basterdsuiker. Voeg het ei toe en meng. Kneed met de boter tot deeg. Zet in de koelkast.
Doe de suiker in een pan en voeg er het sap van een citroen, een deciliter water en twee kaneelstokjes aan toe. Breng aan de kook en laat het tot een dunne stroop worden. Gaar hier de gekookte kweeën twintig minuten in, en roer af en toe.
Rol van het deeg een lap die past op uw bakvorm of bakblik. Stort hierin de kweesiroop en leg het deeg hierop.
Bak de taart vervolgens 25 minuten op 225 graden.
Persoonlijk vind ik hem koud, met een flinke klets slagroom, het lekkerst. Maar lauw is ook niet onaardig.

Top